liefde weer zou ontmoeten, de groote troost in den eenzamen voortgang van zijn dagen. En hoe langer de dagen aaneenrijden waarin hij alleen bleef, des te scherper stond zijn eerste jong-voelen in hem omhoog, vergeten den somberen tijd die er tegen had gedonkerd. Maar dan op eens, wanneer hij haar weer ontmoette, wejkelijkte zijn verwachting uiteen en zag hij weer de dubbeling der twee figuren die ongemerkt voor hem was ineengevoeld en al het voorbije leed golfde weer in hem omhoog, een wanhopig-pijnende lusteloosheid in hem moe wend om verder te leven den staag-eenzamen gang van zijn bestaan, zonder uitzicht naar een helder-kleurend licht dat zijn dagen zou mooien.
Langzaam, met zacht-suizende streeling in de wijde stilte rondom, begon een dunne regen neer te ruischen uit de laag-wolkende lucht, donker-dekkend de geelwitte droogte van het zandpad, in klein-trillende druppeling vochtend op de beweeglooze slapheid der bladen. Even dreigde de grijze dekking der wolken ineen tot een donker-hangende loomheid, die onmerkbaar voortzoog op de koele trekking van een nauw-voelende blazing van wind. Maar onhoorbaar dunde de wolk-dichtheid uit tot een zachtgelijkend spreiden van witte zuiverheid, waarin een goud-rooden avondzon moeilijk kleurde, even in de verte teederend een wazend-blauw, tusschen de wijder klovende wijking der wolken. In de hoog-vloeiende inniging van avond-kleurend zonlicht, leefde het landschap weer duidelijk voor uit de egaal-doffende stilheid, langzaam verder zuiverend naar den horizont de vochtende groenheid