voor het eerst weer een winter doorgeleefd, waarin hij een zacht-troostende belofte voor de toekomst hoorde stemmen in zijn ziel.
Hoog-zonnend tusschen de aaneen-rijing der boomen stond, na de breede buiging van den boschweg, de blauw-strakkende helderheid van de lucht. Het bosch was uit. Voor hem, in egaal-gladde spiegeling, koelde het helder-diepe water van den vijver onder de ruime stolping van het licht, beweegloos donkerend tegen den laag-bochtenden opstand der oevers naar een verre boomen-rijzing. die zuiver-groenend kruinde onder het laag-steunend dragen van den hemel. Aan beide zijden slangde het wit-zandend voetpad dicht naast de oevers voort, in weeke bochting heenschui-lend in de verre zooming van het warm-glimmend gras, dat naar de breede neerligging der zonnende weilanden ineengroende, heel ver vlakkend naar den vaag-zichtbaren straatweg, waarlangs de dunstaande boomenparen in smalle lijning rekten. Op de blauw-stille metaling van het watervlak plekten, langs de scherpe kanting van de oevers, breede, duister-doffende schaduwen, neergedonkerd langs de hooge scherming van bruinpluimend riet, waaruit een enkele boom opknoestte, schuin-neigend de lage druiping der dicht-bladerende takken naar onder. Boven de rond-hoogende vastheid van het eiland in het midden van den vijver, donkerden de stammen der bruine beuken omhoog, helder tusschengelicht van het achterkleurend luchtblauw, beweegloos spreidend in wijd-rossende kruining de donker-goudende# warming der bladen, waarin de zon een diep-vlammende bloeding van
44