Laatste liefde.
meezijn, maar toch onzegbaar veranderd in de lang-zaam-gegroeide vrouwelijking van haar lichaam; met dezelfde geuring van haar losgolvend meisjeshaar, doch waarin de duizelende volheid van dwelming van volwassen vrouw al begon te donkeren; met in haar oogen nog dezelfde lachende vroolijking, onbewust voor haar zelf dieper-warmend tot het geheim-voelend passieën van hoog-vlammende, vollende rijpheid.
De eerste dagen had een vage vreemdheid over hun samen-zijn gehangen, een schuw-zwijgende verlegenheid, die lange stilten in hun spreken schoof. Maar geleidelijk was de vroegere vertrouwelijkheid weer tusschen hen teruggewarmd en waren zij samen gegaan, alsof er geen jaar was heengescheiden in hun bekend-zijn. En als den vorigen zomer had hij met haar gewandeld, uren ver voortdwalend van huis, lange dagen naast haar zwervend in het bosch en over de hoog-begroeide bergen.
Maar langzaam, ongemerkt was zijn voelen tegenover haar veranderd, eerst in korte tusschenpozen plotseling vreemdend voor zijn denken, wanneer hij naast haar liep en met haar sprak, alsof zij zijn gelijke was in jaren. Dan dikwijls stond op eens de wonderende waarschuwing voor zijn terug-zijn in de werkelijkheid, dat zij zooveel jonger was en dat er zooveel leven was voortgeduisterd tusschen haar pas meekomen in het bestaan en zijn oud-zijn en moest hij moeite doen om haar weer te vinden zooals zij was, een kind nog in de groot-geheimende leegheid van de toekomst. Dan beproefde hij met haar te praten zooals hij eertijds met haar sprak,
142