Langzaam, droomend stapte hij het perron af. Een oogenblik bleef hij staan peinsen of hij naar het stadje zou teruggaan. Maar met een kort bewegen keerde hij zich om en liep het pad op, dat naast de spoorbaan achter om de huizen boog.
Voor hem, plattend in een verre vlakte, lag de hei roerloos onder de geurende broeiing van de zomerzon, een dicht-wolkend hetten duizelend naar omhoog, uit de ruiling der kort-drooge struiken. In dichte verte stond het bosch, gelijk-breedend naar beide zijden, langzaam eindend met de dunnende uiteen-streeping der boomen op de hei, die eindeloos strekte naar den horizont, dieper-tintend met de paarsbruining van den grond, onder de wazige trilling van het licht, met week-bochtende lijning ineenwissend naar de schemerende lucht. En over het landschap welfde de vlekkeloos-diepende strakheid van den hemel, een wijde spanning van oneindige wijking, waartegen hoog, losstralend, de zomerzon zilverde, een blanke starring schitterend onder het donker-diepend blauw.
In een korte bocht week hij van het verder-loope-rend voetpad en stapte de spoorbaan over naar het bosch, moeilijk plotseling loopend in de diep-puttende dikte van het heizand. Maar even verder voelde hij de hardheid van den grond weer gemakkelijken onder zijn gaan en hij stapte voort, onbewust heensoezend op het regelmatig bewegen van zijn voeten, dat een zacht-scheerend schuivelen in de lage planten suisde.
In de wijd-omfluisterende stilte waarin hij liep, voelde hij een rustende kalmte vreden in zijn denken. De roezing die den gehelen dag rondom zijn hoofd
‘32