kruining der licht-doorweefde boomen, den donkeren schaduwzoom langs den vijverrand breeder duisterend op het diepe water, waarin bcweegloos de weerschijn van vroege avondwolkjes begon te spiegelen, die hoog, met dun-roze donzing, onmerkbaar onder de spanning van strak-teerend luchtblauw voortstonden. De star-schitterende spiegeling van de zon was luid-loos ineengeglansd met de ömloomende gelijkheid van het watervlak, een egaal-donkere onbewegelijkheid stillend tusschen de zwijgende peinsing der grijsbruine stammen. Uit de wijking der boomen van het boschpad, diep-warmde een goud-roodc vloeiing van laat-kleurend licht, dat voortijlde over het water, de bruindonkere glooiing van den mos-zachten oever oud-goudend in een somber-rossende gloed. En in de wijder-suizende stilte van den laat-weglevenden dag, kartelde de rond-klankende tokkeling van het onzichtbaar beekje hooger uit de dicht-dekkende moslaag, een staag-droomende neveling van vaag-grijzend geluid sprookend door de avond-roodende rust. Alleen, heel ver optangelend achter de dichte schemering van het bosch, weefde het metaal-klinken van koe-klokken een vaag, klein, glas-welvelend luiden, even nader helderend in trekkend voortgaan en langsaam heenzachtend met onmerkbaar dunner weven van licht-schemerende klank.
In de nadrooming van geluid die zijn woorden door de ómsuizende stilte hadden gesproken, bleef de doctor zitten, zwijgend onder het dwalen van zijn zien. De laatste wolkjes van zijn sigaar dunden heen in de roerlooze lucht, even uitgrijzend boven de
121