anders zien dan de weiden hier en de bergen”. Daarna bleef ze verder zwijgen in haar lang-gewoonde houding, achterover leunend in de kussens die ik tegen haar zwakke rug geschoven had en we spraken niet meer. En dan kon ik langen tijd kijken naar haar mager-matte handen die nu al dood leken te steunen in haar schoot en waarin haar heele droeve bestaan treurde, een zacht-kleurloos verdwenen zijn, iets onwerkelijks, teer-gelijnd met de vaag-rondende magerig der lange, bleek-dunnende vingers.
De zomer stilde langsaam heen naar de herfst, die hoog guldde met de droomende glanzing van vaag-dekkend licht, met week-droevende zonwazing van ijl-grijze neveling, waarin het zilver-raggend webben van blank-bochtende draden hing, beweegloos drijvend in de stille lucht. In de verre diepte stond het bosch achter een dun-blauwende vaging van vocht-dekkende mist, die langsaam ’s middags heenzoog naar de warming der zonne-goudheid, een ros-bruine kleuring helderend in de kruinen, die uitplekten tusschen de somber-zwarende donkerte der hooge dennepluimen.
Ze zat nu maar een paar uur ’s middags buiten, koud-magerend tegen de kille warmte die uit het bosch over de velden geurde. En ’t leek of ze eiken dag kleiner ineenziekte, of eiken dag de herfstzon een stukje van haar leven heennevelde, of ze eiken middag dat zij voorzichtig stappend naar haar stoel kwam, moeilijker ging onder het dieper trekken van haar dun-hijgende borst. En toen heeft ze haar laatste verjaardag gevierd. Zij had het gewild met een angstig smeken in haar stem tegen het vrezen van haar moeder, dat ze te
'S