VI.
En de jaren bleekten heen, snel nevelend naar een schimmig voorbij zijn, leeg latend de herinnering van hun wijken, een na een, onveranderd met eentonige gelijkheid, schuivend de dagen tot weken, de weken tot maanden, de maanden tot een schemerende gevoelloose ineenvloeiing, zonder kleur, zonder klank.
’T huishouden gleed een makkelijken, regel-matig-wêerkeerenden, egalen gang, wisselloos zettend de dagen ’t zelfde na elkaar, brekend met geregelden opstand de zondagen, een telkens dezelfde vooruitgeweten verandering, eentoonig van deelende scheiding.
In de vijf jaren die heen waren na de geboorte van haar dochtertje, was de omgang met haar man langsamerhand ingekoeld tot een gewoon dagelijksch met elkaar zijn, zonder zichtbaar verschil tusschen hen beide, zonder wegstaan van elkaar in hun doen. Zooals hij den eersten dag was geweest was hij nog, gewoon gaande den gelijken gang van zijn werk, ziende zijn leven in het koele, zenuwlooze licht van zijn denken, alleen
MARTHA.