i6
zijn schouder, volgend in haar gedachten den voorbijen tijd van haar leven, ziende in de starre onbewegelijkheid van haar oog den langsamen gang der dagen die waren weggetreurd, de weinige, snel-opgevlekte uren van vreugd flikkerend met korte streeping in het grijs van haar bestaan. In de zachte warmte die om haar hoofd ademde waakte zij geleidelijk tot den dag waarin zij was en ze rechtte op uit zijn omhelzing lachend naar zijn lach die hij rustigde over haar heen, terugdrukkend de têere omarming waarin hij haar vasthield, dichter steunend tegen zijn borst in een dankbaar overgeven van haar geheele lichaam. En zij bleef staan ronddwalend haar oogen door de kamer, voelend een rouwende weemoed treuren naar haar keel dat dit de laatste uren waren die zij in haar meisjeskamer was geweest, dat zij nooit weer zou leven de lange dagen die zij had door-gesomberd in een weeke melancholie, den donkeren tijd die haar nu leek mooi te zijn zacht-lichtend in den wijkenden schijn van voorbij zijn. En langsaam, onhoorbaar, vochtten de tranen in haar oogen, snelglijdend langs haar wangen naar onder op haar japon, sneller en sneller, luidloos schuddend een week snikken uit haar borst, ineenvloeiend haar weemoed van alles wat voorbij was in het groote geluk dat ze bewust voelde opstaan in dit uur. En vaster drukkend tegen haar man