188
wandelpaden aan beide zijden waaruit de donkere boomstammen vast-stonden kaal uit het zand, boven dichtend de wijdspreidende warreling der takken, schemerig mazend een 'onrustige dooreen-lijning tegen de opzwarende gevels aan de overzij. In het koel-kleurlooze licht van den wijkenden dag zakte de avond luidloos op den egalen weg, even telkens bewogen door de loom-metende stap van een voorbijganger; een schommel-krakende wagen schoof eentonig heen langs de boomen, moê voortgesjokt door een droom-gaand paard en daarna leegde de weg weer eenzaam, mat-liggend tusschen de grauw-schaduwende plekken der boomen. Telkens wiegde de wind een lange, suis-pluimende schudding door de takken, kort-lichtplekkend een valsche helderheid uit de lucht, opbollend een schuivende wolking van stof dat over den weg wemelde, nêer-spreidend de grauw-vervelende straat tot een wijde verlatenheid. Dan was alles een korten tijd stil, alleen het ruischen der takken zweefde een weemoedig koud-treurend klagen onder den egaal-groezeligen hemel.
Achter haar in de kamer stompten de meubelen weg onder den zacht-dichtenden schemer die luidloos naar binnen laagde door de helder-grijze vierkanting van het hooge raam, ineen somberend de kleuren tot een egaal-duistere neveling van zwart, even nog hier en daar glimpend een spie-