130
voor haar denken op te dwingen de behoefte naar de wisseling van een nieuwen omgang in de doode eenzaamheid van haar leven, probeerend het komen van zijn vrienden rond haar verre eenzaamheid. En zij had onverschillig toegegeven, schuw vooruit ziende de moêwende martelingen van een veranderd doen, buiten de sleur van haar gewend voelen.
Den eersten keer dat Theo Walter bij hen kwam, had zij heen-gezucht voor zich zelf dat zij wêer lange uren zou moeten levendigen uit de drooming van haar denkeloosheid, veinzend een opgewekt mêeleven in een onverschillig spreken, dat haar liet verlangen naar ’t eind van den avond, vooruit-hoorend de leugen, die zij zou zeggen met een breedgetrokken lachje of hij wilde terugkomen. Later had ze dikwijls teruggedacht naar de snelle heenneveling van die eerste uren, hoe hij opeens was opgestaan uit hun spreken, verontschuldigend zijn lange blijven, en hoe ze verwonderd gezien had dat de avond heen was, ongemerkt wegge-praat in de nieuw-lichtende klanking van woorden, die hij gevroolijkt had om haar hoofd. Hij was weergekomen, eerst lange weken latend tusschen twee bezoeken, daarna korter en korter, wennend zijn meêzijn in hun leven. En langsamerhand was hij gekomen elke week, regelmatig helderend een korte lichtheid in hun huishouden, dat anders egaal,