io8
spannend een zilveren stilte waardoor de wind nu en dan bolderde met losblazende schokken, schuddend tegen de weektikkende ramen een kort wêerkomend geluid. Dan dunsuizend schoof hij langs het huis weg, ver klagend in de wijde ruimte, têer-luidend een vaag zwevend geruisch, hoog-weg-ijlend tot een breed-strijkende stilte en plotseling brak hij terug, opstuwend van ver, bolblazend in kort-vallende stooten, even schokkend de ramen met onwetend getik.
Langsaam, terwijl zij sprak was haar man opgerecht uit zijn knielen, losleggend haar hand uit de zijne, opnieuw loopend langs haar heen met gelijkgaande stappen door de kamer.
Een tijdlang bleven zij zwijgen.
Luisterend naar het weenend zweven der windgeluiden, soesde ze heen-en-wêer naar het loopen van haar man, pijnend in haar denken zijn somber staren voor zich uit. Nu dat ze alles had gezegd wat ze al dien tijd had rondgewoeld in haar alleenzijn, luchtend haar zwaar-mattend denken met een lossend uitvieren van wat haar gedrukt had maanden lang, nu was ’t haar of ze plotseling een helder-lichtende ruimte zag, wegwazend naar den verren afstand een zacht nadonkerend grijs van voorbij-geleden smart. ’T was haar of zij een moedigende lêegte voelde in haar denken, een vroolijkende pijnloosheid na ’t tijden-lang