ioó
stem een uitzwevende wakkering lichtte over haar denken, andersklankend haar gedachten onder de naruisching van zijn woordgeluid, ruimend een helderende kleur over haar opgewild doen. Zij voelde de warmte van zijn hand liefstrijken over de hare, ’t was of de drukkend-zachte buiging van zijn arm om haar heen nauwer trok naar zijn stil knielend lichaam en diepziende naar zijn oogen was ’t haar of ’t jaren vroeger was, of er niets was gebeurd tusschen jaren geleden en nu, of ze wêer was in de eerste dagen van haar getrouwd zijn, de dagen toen hij dikwijls zoo vleide tegen haar aan, drukkend haar lichaam tegen zijn hoofd, stil liggend in een willoos knielen, hoog ziende naar haar gezicht in een liefdankend beloven van zijn altijddurende gehechtheid. En een weeke twijfel jammerde in haar op of ’t wel was zooals zij gemokt had in haar alleen zijn, of zij niet veranderd was in hun samenzijn, voort-zenu-wend op haar romantische illusies, niet ziende zijn zelfde doen, alleen lettend haar eigen voelen, meer willend dan ze mocht in de werkelijkheid van het leven.
Langsaam voelde zij de vleiing van zijn aanraken hooger vloeien door haar lichaam, kalmend haar bitter spotten dat ze spuwde over haar leven, beterend haar oude goed-willen naar haar mond waaruit ze teerder de woorden weghield die ze