plaats met kleine bewegingen van haar voeten, zenuwachtig luisterend naar de stemgalmen die oproesden naar haar kamer. In de ongedurige woeling waarin zij de laatste dagen had geleefd, mêegezenuwd in de opzwepende vroolijking van luidlichtende avonden, moêgedacht in de nooit eindigende regeling van wat gedaan moest zijn voordat de dag van haar trouwen was gekomen, was een ongemerkte gedachteloosheid geslopen in haar hoofd, dwingend haar doen tot een ongevoeld voortgaan, sleurend den gewoontegang van haar denken tot een onbewust leven met de menschen om haar heen. Nu op eens voelde zij zich staan in een kalmomzwevende rust, alleen, zonder geluid van stemmen, vreemd-hoorend het wegzijn van moêklankende geluiden die zij had mêegesoesd in een onduidelijk wolken om haar hoofd.
En ’t was haar of zij langsaam zag wegdunnen ’t mistige gaas dat haar leek gehangen te hebben voor haar oogen, onduidelijk wisschend alles om haar heen tot vage beelden, wegwijkend tot een verren afstand alles wat gebeurd was rondom haar, droomerig voorbijwanend wat met haar geleefd had in snellen voortgangr.
Nu, in de ernstige stilte waarin zij stond, duide-lijkte langsaam de dag voor haar geest, helder-stuwend in haar denken de grootheid van haar