Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Titel
Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Jaar
1945

Pagina's
104



21

werden beschouwd. In werkelijkheid werden zij gewoon als concentratiekamp-gevangenen behandeld, ofschoon zij zelven niets met de z.g. actie in de van WouStraat te maken hadden. Na deze razzia werd den voorzitters verzocht, te doen bekend maken, dat deze actie was afge-loopen en het niet in het voornemen van de Duitschers lag, een verdere actie op touw te zetten. Zelfs werd in een onderhoud op 15 Maart 1941 met den Gemachtigde van den Rijkscommissaris voor de stad Amsterdam aan Prof. Dr. D. Cohen medegedeeld, dat geen algemeene arrestaties van Joden weer zouden plaats vinden zonder voorafgaande kennisgeving aan den JoodSchen Raad voor Amsterdam. Toen wist men nog niet, dat men zoo weinig geloof aan de woorden van de Duitsche autoriteiten kon hechten. Men verspreidde de berichten, dat de actie was afgeloopen en dat men weer aan zijn werk moest gaan.

Op 27 Februari 1941 verscheen een beschikking van den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken in verband met den bloedtransfusie-dienst. Hierin deelde de Secretaris-Generaal mede, dat hem door den Commissaris-Generaal voor Bestuur en Justitie, Dr. Wimmer (een Duitscher), werd verzocht te bepalen, dat joodsche bloedgevers en -geefsters alleen nog als bloedgevers voor hun joodsche rasgenooten mochten optreden: derhalve moesten de joodsche bloedgevers van de algemeene lijst worden afgevoerd.

Op 28 Februari 1941 verscheen de verordening nr. 41/1941 „ten einde te komen tot een herordening op het gebied van de niet commercieele vereenigingen en stichtingen". Aan deze ging de verordening nr. 145/1940 van 20 September 1940 „houdende bepalingen ter verkrijging van een overzicht (Erfassung) van vereenigingen van personen en stichtingen zonder economisch doel" vooraf. Deze laatste verordening bepaalde, dat binnen een termijn van 20 dagen alle vereenigingen van personen, alsmede alle stichtingen in het bezette Nederlandsche gebied zonder economisch doel, bij den bevoegden Procureur-Generaal moesten worden aangegeven. Volgens de verordening nr. 41/1941 kon de Commissaris, die tot uitvoering van de bepalingen der verordening nr. 145/1940 door den Rijkscommissaris was benoemd, ten aanzien van de vereenigingen en stichtingen maatregelen van persoonlijken, financieelen en organisatorischen aard nemen, welke binnen het kader der verordening noodzakelijk waren; zelfs was deze Commissaris gerechtigd, vereenigingen en stichtingen te ontbinden, bij andere vereenigingen of stichtingen onder te brengen, statuten te wijzigen, modelstatuten vast te stellen etc. Beide verordeningen droegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.