Sita

Titel
Sita

Jaar
1912

Pagina's
43



- 38 -

III.

Reeds dreef de zwaai van d’aardstraal Caledonië Kamschatka in ’t maanblauw des nachts en IJsIand, d’Azoren in het middaggoud, maar 't was Voor Hindostan de stond van rust, waarin De schaduw-kegels van de Aard-gebergten Weer lengden en die van den Gaurisankar In Gea’s tijd zo weer den avond wees Met and’re bergen der Himalaya.

Maar onder den zuidpool-kring bleef het dag Als heel de lente’ en zoo elk zomer-etmaal,

En boven den noordpool-kring bleef het nacht,

Als heel den herfst en zoo ook elk winter-etmaal, Als in hun sneew-sfeer op de planeet Mars.

En nu was door den loop der Maan om Gea De brand daar zichtbaar van een sikkel daglicht, Waar Stille Zuidzee-archipels in blonken —

Smal aan den oostkant tussen meridianen, Oostwaarts van dien, waar toen de Zon verscheen. Want d’Aarde stond nu in haar Eerst Kwartier,

In ’t zenith blijvend op de Midden-Zee.

Toen dwaalde Sita droevig door de tuinen In zwarte choli, afgezet met zilver,

Op ’t naakte lijf en om den gordel blank Een kleed geknoopt, dat tot de enkels reikte Waarboven parelsnoeren glansden. Geel,

De kleur der bloemenharten, van begeerte,

De tint, het meest geliefd bij ’t Hindoevolk,

Gloeide' een jasmijn-kelk in het gitzwart haar.

Zij staarde naar hoogrode’ en gouden gloed, Waarin de dagbrand doofde van Bengalen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.