Sita

Titel
Sita

Jaar
1912

Pagina's
43



- 27 -

Der minaretten. Toen verliet de Dood

Zijn vaartuig, gleed door ’t nevelmeer van dauw,

Roerloos op Aarde hangend, waar de stammen,

Van de acacia’s in verloren boorden En schimmen leken, schimmen van geboomt.

De zwarte rover boog zich en herrees Snel met een giftslang in de vuist, een cobra.

Hoog aan het donkerblauwe firmament,

Bezwermd met gouden sterren, rustig kringend,

— ’t Was of van daar de zwoelte zonk des Nachts — Stond Luna gloeiend als een blanke globe.

Gelijk een lichtblauw aureool zoo scheen —

Gezien uit Gea’s atmosfeer — de kegel Van licht te stralen van den middag-cirkel,

Die ’t zichtbaar van ’t onzichtbaar halfrond scheid, t Was stil rondom de muren, of de dieren,

Die woonden, waar de zwarte Koning daalde,

De rust der meesteres niet storen wilden.

De marmeren trappen op! De wachters sliepen,

Het hoofd geleund op het gevest van ’t kromzwaard, Waarvan het lemmet glinsde naar den grond.

En anderen met den mond geopend, moede,

Het hoofd, den hals lam langs den steilen wand, Omklemden nog de lansen in hun dromen.

De vlam der fakkels, voor de poort geplant,

Rees recht ten hemel. Somtijds viel een vonk Er langzaam af en doofde in den dauw.

Hun rosse gloed besloeg de olifanten,

Die uitgehouwen naast de trappen waakten.

Met fijne ogen starend langs hun snuit.

Onhoorbaar sloop hij verder, tot hij kwam Aan ’t slaapvertrek van de prinses; de ingang

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.