XXI.
Bruiloft.Begroet met koto, samisen en fluit,
Met biwa *) slanke, rood omkoorde trom, *)
Door den vergeefs waaj'renden bruidegom,
Wiens schouders blauw uitspitsen 8) treed de bruid Gesluierd, wit, bebloemd haar kago *) uit,
Nijgt, spreid d’afhoegi achter ’t kapsel om Als dinares. Uit pot met dubbele tuit *)
Schenkt ’t vlinderpaar saké in lotuskom.
Van de gezichten aller vrienden gaan Hel glansen als van blanken wand. Daar staan Geschenken, reigers 6) en in bloemen ’t beeld Der echtgenote’. En menig moesmé streelt Daar ’t loenzend vragen van een jonkmans-oog En giert en schuilt plots achter wajerboog.