XX.
Strafplaats.Op stenig veld i) waar vroeger moordenaars rilden In blauwe schandekiel *) voor hun geleide Met vreselik masker, aan den helm ter zijde Horens als duivels, die hen grijpen wilden Tot prooj nog voor een houw hun lijf verkilde Door ’t zwaard en op den mutserd ’t kruis zich
[spreide,
Waaraan brandstichters eens den vuurdood beidden Vergeefs om Boeddha, di daar zetelt, gilden,
Daar ijlen tans kaal met dri dotten haren Aan ’t voorhoofd moesko’s *) met een zorgeloos
[kijken
Naar vligers *) di met srik-profiel neerstaren En hier, nu vroegere moordlust er moest wijken Voor beter Recht, speelt kind van niwer Tijd Nog met een beeld van d’oude Gruwzaamheid.