XXXIII.
De Franse Republiek.Mij drukt geen wee, nu ook de Half-Feudale Bourgeois-Respublica verdwijnen moet,
Maar ’k eens haar Vlag als di der Federale En reiner, heil’ger dan. te voor’ begroet.
Zo Dreyfus tans voor bürger-joden boet,
Waar Rome’s Clerus niet op kan verhalen,
Dat Isrel MIe Kerken waggelen doet:
’t Woord van Zola zal ’t Franse leger stalen,
’t Voert niet naar d’Elzas slechts de Tricolore, Doch ook den Muur *) langs, waar Jehoeda wacht En klaagt en d’Ewen door naar vrijheid smacht, Maar dra zal Gea *) ’t als één Staat behoren, Wen met bazuindrang, als herauten-stem Frankrijks trompet rijst in Jeruzalem.
3