XXVIII.
Stervende Adel.Maar zoals eens de Waterdraken kwamen En met hun muil de ruiters overbogen,
Die onder hunnen Adelaar-standaard samen Met wilden oorlogskreet hun tegen vlogen,
Doch met hun klauw ze wisten te omvamen En met hun rossen, steigerend opgetogen,
Ter aarde draajde’, Atlantis stormend namen Ondanks 't vergeefs, maar toch heldhaftig pogen Van ’t adelaars-ras, zo wi nog mocht geloven Van ’t arendskroost den draken-stroom te dammen Di in Cipango streek na streek doorstoven Brand zajend met hun kam, gewiek van vlammen, Word duizelend met één pantserboenk versmeten Of in hun gruwb’ren greep vaneen gereten.