XXVII.
Het Sintoïsme. »)Nog blijft in Miya’s 2) steeds de Spigel stralen En flonkt er Bergkristal, Banier en Zwaard, Waar witte priesterstoet in tempelzalen D’erinnering aan de Kami’s ®) vroom bewaart,
Di er op handgeklap van ’t Volk neerdalen En door gebed de heldenkracht weergaart Der Vaderen, wier geschim er om blijft dwalen En door hun macht zijn ziel van licht doorklaart, Zo ’t veel verwierp van wat de ouden dachten,
’t Wil de’ ogen toch in effen spanning richten Op de simbolen, di den voorzaat lichtten Om schoner, reiner dan de voorgeslachten Van wat als zonde, duister drukte ontdaan,
Een niwe wereld-orde in te gaan.