62
XIV
ATLANTIS
In GlorieoEwen voor den Groten Vloed,
Rees steil het kokos*wuivend vasteland: *)
Atlantis, waar zich nu de kabel spoed
Door zee en slechts wat scheeps«stoom langs den rand
Van d’Oceaan«Bol wimpt. Als aan zijn strand
De keizer stond, dan stormde’ een schimmelstoet
Van golven aan, gemengd door meermans hand
En boog de halzen willig hem te voet.
Naar Yucatan, 2) naar de Sahara*Zee,
Naar zijn Etruriese koloniën, 8) On’s 4) westkust Ruisten zijn draken en stijf wiekend week ’t Spaan*zwajen van zijn barken, die gedwee De waterbisons trokken naar zijn lust,
Al naar zijn scepter hun een baan voor streek.