ders hand en holde met haar mee, terwijl ze Maurits had opgetild en was gaan dragen.
'Jij blijft in de wachtkamer,' zei moeder en drukte me op een stoel, waarna ze met Maurits de behandelkamer van de dokter binnenging. Eventjes maar... toen ging de deur weer open. Waarom had de dokter er niets aan gedaan? 'Kom mee,' zei moeder kortaf.
Op de hoek van de Bloemstraat en de Tweede Bloemdwars-straat, enkele huizen hij onze winkel vandaan, bleef moeder staan voor de smederij, een geheimzinnige donkere ruimte, waar ik, als ik op mijn tenen stond en met mijn kin opgeheven aan de blauwstenen vensterbank hing, door het met gaas beschermde venster soms de smid zag beuken op witgloeiend ijzer waarvan de vonken in het rond spatten. Nu mocht ik mee naar hinnen, achter moeder aan, die Maurits op de stenen vloer had neergezet. 'Zo buurvrouw,' zei de man beleefd, toen schoot hij in de lach: 'Wat heb ik nou au me reet hangen?' 'De dokter heeft me naar u toe gestuurd,' antwoordde moeder alleen, met klemtoon op 'u'.
De twee poten van een grote, zwarte schaar werden langzaam dichtgeknepen in de knarsende ijzeren kraag. Als hij Maurits maar geen pijn deed. Als hij hem maar niet in zijn wang knipte, of in zijn nek. 'Zal ik jou eens een koppie kleiner maken?' dreigde hij schertsend als Maurtis zich wilde losrukken. 'Dat doen we Einders.' Hij ging zitten, drukte Mau tussen zijn knieën als in een bankschroef. Toen viel de kraag in twee-en rinkelend op de grond.
Moeder hield het hoofd voorovergebogen en gooide de kastanjebruine haarmassa naar voren; je kon haar zelf nauwelijks nog zien. Uit een geurig flesje besprenkelde zij haar hoofdhuid, wreef de druppels stevig in, bevochtigde ook de haarstrengels en kamde die in lange halen, totdat zij bleef steken
14