voor de wereldrevolutie onmisbaar achtte, dat mijn plaats erin voor eens en altijd scheen vastgelegd, en dat ik me daaraan niet kon onttrekken, durfde te onttrekken zonder slecht geweten, en zonder me bloot te stellen aan hel en verdoemenis. Lees de banvloeken bij Lenin en Trotski, bij al die groten der revolutie, en mijn angsten worden begrijpelijk.
En in al die jaren kreeg ik tegelijkertijd een hekel aan mezelf omdat ik zo onderdanig, zo weinig fier, zo gehoorzaam was, al zat er een stuk jiddiesje overdrijving in die gewaarwording. Toen ik eenmaal met de beweging had gebroken, heb ik toch eens gepoogd het onder woorden te brengen, en in een nooit uitgegeven manuscript lees ik de volgende fantasie:
De internationale trein stopte jnet een schok, alsof iemand aan de noodrem had getrokken. Nico Verhagen, een 35-jarige fors gebouwde Amsterdammer, was juist opgestaan om zich naar het watercloset te begeven en smakte tegen zijn tien jaar oudere vriend Jean Dominico aan, die tegenover hem had gezeten. Met zijn diepliggende blauwgrijze ogen onder knoestige wenkbrauwen keek hij verschrikt naar zijn reisgenoot. Als hij hem maar niet had bezeerd. De zool van zijn linkerschoen had een grote stofvlek op diens broekspijp gedrukt. Zich verontschuldigend, veegde hij het stof eraf, maar Jean duwde geërgerd zijn hand weg, en zei dat hij dit achterwege moest laten. De onderdanigheid van het gebaar maakte hem onwel. De volgende keer zou hij alleen reizen, als Nico niet van hem af kon blijven. Maar ook Nico voelde zich verlegen worden onder zijn overdreven bezorgdheid. Hij begreep zichzelf soms niet. Hij werd door Jean aangetrokken op een manier die hem voortdurend onrustig maakte, en was alleen gelukkig in diens nabijheid. Zodra zij gescheiden waren nam zijn fantasie de loop, was hij kwaad op Jean omdat hij niet voldoende schreef, of geen duidelijk antwoord gaf op een gestelde vraag, om zich blij te voelen als een kind indien hij eens werd geprezen, en dan was hij bereid om voor Jean alles te doen wat van hem werd verlangd.
Jean had van al die emoties niets gemerkt, en nu liep hij naast hem, terwijl hij naar hem opkeek. Hij was lang, atletisch van gestalte, had een streng, ovaal gezicht, donkerbruine golvende haren, een uilebril voor zijn enigszins uitpuilende bruine ogen, sjouwde in zijn linkerhand een aktetas, droeg over de rechterarm een regenjas. Hij was eenvoudig gekleed. Een grijs tweedjasje verbreedde zijn schouders, maar droeg geen enkele versiering. Toen hij het kocht weigerde hij er
18