gevangenispsychiater heeft tegen me gezegd dat ze hém hadden moeten opsluiten in plaats van mij. Toch heb ik geld gepikt, van mijn baas, toen ik het naar de bank moest brengen. Plotseling. Het kwam zo maar bij me op.'
'Net als poepen,' spotte een omstaander.
De jongen keek hem verbaasd aan.
'Het deugde nooit bij mijn vader. Nooit kon ik thuis iets goeds doen. Altijd had hij wat op me aan te merken. Toen kwam ik met een meisje thuis. Ik was zo blij.'
'Ze is ook een aardig meisje,' vervolgde hij zachtjes, 'en ze wacht op mij, ze weet hoe het allemaal is gegaan. Zij deugde ook niet volgens mijn vader, niemand deugt er in zijn ogen, alleen hijzelf. Op mijn moeder heeft hij ook altijd wat te zeggen. Zij slikt het, dat denkt hij tenminste, want zij komt stiekem wel bij me op bezoek. Toen mijn vader zei dat mijn meisje niet deugde werd ik zo woedend dat ik er 's nachts niet van kon slapen, en ik nam me voor met haar weg te lopen zodra ik de kans kreeg. De volgende dag moest ik een boel geld naar de bank brengen, de baas vertrouwde me best, maar ik dacht: haal Aaltje van haar werk. Mijn paspoort had ik toevallig bij me, samen wilden we naar het buitenland vluchten. Aan de grens werden we al aangehouden.'
Kippig keek de jongen om zich heen, en iemand spotte dat hij zijn bril wel mocht opzetten als hij sprak.
'Die moest ik afgeven toen ik hier werd opgesloten,' antwoordde de knaap.
9i