staan. 'Open die tas,' blafte hij, en trok hem uit Jules' handen.
Vier boeken kwamen er te voorschijn die hij naar de leeszaal terug moest brengen en drie appels, de voorraad van drie dagen, elke dag gaf Jeltje hem een nieuwe mee die hij dan in de la van zijn bureau liet liggen. 'Wat moet je met al die zakdoeken, in godsnaam?' 'Mijn tógus afvegen,' antwoordde Jules ge-irriteerd, die haast had omdat Jeltje buiten op hem stond te wachten om samen voor hem een jasje in de uitverkoop te kopen.
De achterportier verloor zijn geduld, smeet driftig alle gebruiksvoorwerpen uit de tas op zijn tafeltje, om ten slotte met grote krachtsinspanning een enorm blok lood in de vorm van een schoen te voorschijn te halen.
Ontsteld keek Jules ernaar. Daarom was zijn tas zo zwaar geweest!
'En daar wist jij niets van? Je weet toch dat lood stelen strafbaar is?' vroeg de achterportier verontwaardigd.
'Ik heb niet gestooooo,' galmde het uit de mond van Jules. Tot zijn schrik kon hij het deelwoord niet afronden, en steeds luider klonk het oooooo-geluid door de gang, totdat twee politieagenten hem in zijn kraag grepen.
Jules wilde zich losrukken, maar een van de agenten had zijn armen op zijn rug gedraaid, terwijl hij hem bij de polsen vasthield, en bij elke ruk van Jules draaide hij de armen omhoog alsof hij hem eraan wilde ophangen. Ondanks de pijn die het veroorzaakte
61