hij voortdurend bang, kwetsbaarder dan de anderen.
Zodra Jules zijn verwijten aan het adres van Gerrit ging richten, was Dirkje haastig opgestaan en naar de wc verdwenen. Jules had haar wel zien gaan, en schreeuwde haar achterna: 'Poep je niet, dan rust je toch, komt de baas dan poep je nog.' Hij was nooit eerder zo kwaad geweest. Zij kon hem wat. Hem stapelmesjogge maken met haar klachten over Koert. Hij had haar eens met een mes bedreigd, beweerde zij zelfs, nadat hij haar in een briefje zijn liefde had verklaard en zij daar niet op in was gegaan. 'Wat moet ik in godsnaam beginnen?' had ze aan Jules gevraagd, en hij had haar aangeraden hem het briefje terug te sturen. Daarna had ze iedereen gek gemaakt met haar angst voor die lijst. Zij had er zelfs de bedrijfsleider over aangeklampt, toen ze buiten het gebouw op de stoep was gevallen, juist toen hij uit zijn auto stapte. Hij beweerde dat hij nooit eerder van een dergelijke lijst gehoord had, dat hij het bestaan ervan betwijfelde, maar dat hij er een onderzoek naar zou laten instellen omdat hij niet wilde dat zijn mensen — 'mijn mensen' zei hij zeer nadrukkelijk - zich onnodig ongerust maakten of ongelukkig voelden, en hij had zachtjes over een mouw van haar bont jasje gestreken.
Bij dat tedere gebaar had Dirkje zijn woorden geloofd, zoals zij bereid was alles te geloven wat haar angst kon bezweren. Wat moest zij beginnen als zij op de kneusjeslijst werd geplaatst? Haar man was al jaren ziek, en zij was de ruggegraat van haar gezin, met opgroeiende kinderen die studeerden en voor al
5i