gers kwijt, en toch wilde hij het niet opgeven. Hij keek om zich heen en liep met andere mensen over een gladde weg. Hij liet zich glijden en vloog vooruit. Zijn moeder durfde het niet en steeds wachtte hij op haar. Plotseling werd hij gearresteerd. Op het politiebureau werd met allerlei vreemde instrumenten zijn haar geknipt, en ook zijn benen moesten korter worden gemaakt. Het was heel griezelig. Toch had het niet veel om het lijf. Soms wilde hij weigeren, maar dan dacht hij: Ik ben hier helemaal alleen, niemand kan mij helpen. Iemand greep hem bij zijn schouder. Hij rukte zich los. Weer voelde hij een hand, duwde hem weg, opende kwaad zijn ogen, om te ontdekken dat dokter Visioen, de bedrijfsarts, voor zijn bed stond.
'Gaat u zitten, dokter,' zei Jules verlegen, maar ook blij verrast dat hij helemaal naar het ziekenhuis was gekomen om naar hem te kijken. De gedrongen, breedgeschouderde man bleef evenwel staan. Hij scheen zelf ook verlegen te zijn, of veeleer nors, als wilde hij zijn gevoelens verbergen.
'Hoetermee?' vroeg dokter Visioen kortaf, zoals hij altijd gewend was zijn woorden af te bijten en ze dan liefst aaneen te plakken, een of twee woordjes uit het midden weglatend om aan te duiden dat hij weinig tijd had en dat de patiënt voort moest maken met zijn klachtenlijst. Een influenza werd 'flenz', tenminste als je er koorts bij had, zijn stelregel luidde dat wie geen koorts had ook niet ziek kon zijn, en al liep het snot je bij wijze van spreken de ogen uit, of al hoestte je als een astmatische kettingroker,
39