om naar de restauratiewagen te gaan, erop rekenend dat Jules met hem mee zou lopen. 'No hambre,' wou hij zeggen, de man wou hem echter niet geloven, en met zijn rechterhand omcirkelde hij zijn maag om aan te geven dat hij misselijk was. Nauwelijks had de man de coupé verlaten, of Jules stortte zich op de koffer om van het halve brood twee boterhammen te snijden en die haastig op te schrokken, angstig dat iemand hem zou betrappen, en met zijn tong schuurde hij langs de afgebroken tand, zoog erop om er vocht uit te halen en kreunde zachtjes: 'Ik heb zo'n dorst, ik heb zo'n dorst...'
30