der zijn tong kreeg nadat hij bij een vorige in zijn tógus was gestoken. Even moest Jules lachen. De zuster keek ervan op: 'U bent weer helemaal bij de tijd. Uw vrouw is een bijdehandje, hoor... Geen kinderen natuurlijk. Dan moet de man van alles tegelijk zijn. Ik ken dat...'
Krachteloos lag Jules te suffen. Van alles ging hem door het hoofd. Een zaalgenoot beweerde dat je onder narcose de diepste geheimen hardop vertelde, terwijl de chirurg bezig was je lijf open te kerven en je van niets wist. Ze kwamen heel wat te weten op die manier. Zou hijzelf ook dingen hebben gespuid die hij nooit aan iemand toevertrouwde, en waar Jel-tje zelfs niets van wist? Het ging haar immers niets aan, dat hij de juffrouw van de banketbakkerij zo leuk vond, dat hij er altijd wel even langs liep en dat zij dan tegen hem glimlachte of hem een knipoogje gaf... behalve die ene keer, toen hij de winkel was binnengelopen en zij hem boos had gevraagd of hij de koekjes niet gepast kon betalen. Hoe langer je erover nadacht, hoe meer geheimen er naar boven kwamen.
Voortdurend veranderden zijn invallen in dromen, alsof droom en werkelijkheid krijgertje met elkaar speelden en zich niet wilden laten vangen. Met Jeltje voor zich, liep Jules door een tunnel waar het water binnenstroomde tot het aan zijn kin reikte. Twee buffels zwommen hem tegemoet, met bolle angstogen en grote, scherpe horens. Ontzet keek Jules de dieren aan, terwijl hij achter Jeltje aan bleef lopen, loerend omdat ze hem zouden kunnen aanval
*5