te praten, zij een jonge meid, hij al een ouwe vent, nou ja, ouwe vent, maar Abram had hij al gezien, en dat wist ze heus wel, want zijn leeftijd stond op een bordje achter het bed, en er stond 'zwaar behaard individu' onder. Heel voorzichtig had ze hem geschoren, voor de operatie, zijn buik ingezeept, om zijn navel tot onder zijn gevalletje, daar had ze beter met een tondeuze kunnen knippen dan met het krassende Gilette-mesje. Het gebeurde heel geduldig, alleen toen ze aan zijn zakie kwam had ze een washandje genomen en het opzij geduwd, aaiend bijna, dat had hij wel gemerkt, en zonder zich een ogenblik te haasten, en maar praten al die tijd, met een lief stemmetje, net doen of er niets aan de hand was, hem geruststellend dat hij niet bang hoefde te zijn voor de operatie, dat er mensen lagen die wel tien keer waren geopereerd, je merkte er toch niets van, een spuitje. Hij had voor haar verborgen gehouden dat hij een vals bovengebit had. Ook 's avonds voor het slapengaan. Je moest eens zien hoe ze van de operatiezaal kwamen, nog onder narcose, met ingevallen mond, je dacht dat je een dooie zag, de platte bek van een schol. Maar toen zuster Wietske hem de eerste prik kwam brengen had ze gezegd: 'Nu nog even uw prothese,' en gewillig had hij zijn mond geopend als een patiënt bij de tandarts. Ze had zelfs voor hem op haar kop gekregen van de hoofdzuster, omdat ze zijn bed had verlengd door aan het voeteneind de steun weg te halen en er een stoel voor te zetten. De hoofdchirurg, die hem even opzocht voor de laatste controle, had er met opgetrokken wenkbrauwen naar gekeken, wat voldoende
20