voel ik me, zo ziek en uitgeput. Ze moeten geen kou-we drukte om mij maken. Onkruid vergaat niet, en hij herhaalde toen Jeltje met zuster en hoofdzuster de zaal opkwam, luider sprekend dan in zijn bedoeling had gelegen, met meer kracht van stem dan hij voor mogelijk had gehouden: 'Onkruid vergaat niet.'
Terwijl de hoofdverpleegster Jules met haar felle oogjes onderzoekend opnam en net deed alsof ze zijn opmerking niet had gehoord, vroeg ze aan Jeltje: 'Vertelt u nu nog eens wat er precies aan de hand is. Al dat gedoe...'
Jeltje herhaalde haar verzoek om een schone pot.
'En daar hebt u al dat kabaal om gemaakt? Dacht u soms dat de mensen hier voor hun plezier komen? Om kermis te vieren? Plebs,' zei ze onhoorbaar-en weer met duidelijke stem: 'Let u nou eens goed op die patiënt naast uw man. Hij ligt toch ook rustig te slapen...'
Omdat Jules zijn ogen gesloten hield, nam Jeltje zijn buurman op, die doorsliep en piepend snurkte alsof hij verkouden was. Alleen zijn hoofd stak boven de dekens uit. Zelfs in zijn slaap was zijn lichtbruine haar netjes gekamd en op zijn schedel geplakt om de kaalheid ervan te bedekken, het soort kapsel dat door kappers een gevulde koek wordt genoemd. Kraaiepootjes aan de buitenkant van zijn oogleden gaven zijn gezicht een ouwelijke uitdrukking. Zo te zien was het een klein mannetje, zijn tenen hobbelden door de dekens ter hoogte van Jules' knieën. Ineens voelde Jeltje weer woede in zich opkomen.
'Hij is een hartpatiënt.'
18