binnen en vroeg streng wat er aan de hand was.
'Mijn man,' antwoordde Jeltje.
'Dat weet ik, maar waarom belt u zo lang?'
'Hij heeft... hij heeft...' stamelde zij, en toen: 'Ik dacht dat u me niet hoorde.'
'Er liggen hier meer patiënten dan alleen uw man, u moet me niet onnodig lastig vallen.'
De zuster sprak steeds gejaagder, als kon zij haar ergernis niet meer verbergen.
'Luistert u nou. Mijn man, hij heeft verschrikkelijke pijn. Dat ziet u toch ook wel. Die pot is helemaal vol, daar komt het door. Geen druppeltje bloed kan er meer bij. Het blijft bij hem vastzitten. In zijn lichaam, in zijn benedenlichaam, u weet wel, waar een man juist zo gevoelig is...' en terwijl zij het juiste woord wilde gebruiken, zweeg zij aarzelend en keek de zuster met bezorgde blik aan.
'Wat wou u dan precies?' vroeg de verpleegster.
'U moet hem een schone pot geven.'
'Moeten is er hier niet bij. Ik hou uw man trouwens heus wel in de gaten, daar heb ik u niet voor nodig,' antwoordde zij snibbig.
'Dan ga ik naar de hoofdzuster,' riep Jeltje wanhopig uit en liep de gang op.
Jules lag er ontmoedigd bij. Hij werd natuurlijk aangekeken op de ruzie met die zuster. Zeker, Jeltje deed het voor hem, alles deed ze voor hem, ze zou zijn pies nog opdrinken als het goed voor zijn gezondheid was, maar ik ben zelf mans genoeg... dacht hij en lachte meteen smalend om zichzelf. Ze kunnen de vloer met me aandweilen als ze dat willen, zo slap
17