gemengde koor wordt hij, de haan in het kippenhok, kukelekuuuu...' Opnieuw lichtte zij haar rok op, haalde, zoals Jules' grootmoeder vroeger, een beurs uit de zak van haar onderjurk. 'Ik kom voor Koert in de plaats,' juichte zij, maar toen zij de zin wilde voltooien duwde Jules woedend zijn hand voor haar mond. Met een duik bevrijdde zij zich van zijn greep, hield hem weer de beurs voor en haalde er, als een goochelaar, een zweepje uit te voorschijn, waarmee ze hem links en rechts om de oren sloeg. Angstig hield hij zijn armen voor de ogen, boog het hoofd, kroop onder de dekens. 'Had je niet gedacht hè, dat ik voor Koert in de plaats zou komen. Moet je niet kwaad om zijn. Jij gaat toch weg, jij hebt er geen hinder van.'
Trillend van woede besloot hij naar de president te gaan en hem te vertellen hoe hij erover dacht. Niet alleen dat ze ouder wordende mensen met ontslag bedreigden, maar om het te kunnen doorvoeren speelden ze hen tegen elkaar uit. De een maakten ze ordeklerk, de ander joegen ze de straat op. Verdeel en heers was het, net als in de oorlog, toen de nazi's de joden tegen elkaar uitspeelden, de een een voor-keursstempel gaven en de ander niet, om het plotseling in te trekken, en nieuwe slachtoffers te zoeken, weerloze mensen omdat zij niet wisten wat ze anders konden doen dan zich aan elke strohalm vast te klampen.
Jules balde zijn vuist en begon te zingen:
68