'Ik ken Jules als de zak van mijn eigen broek,' verbeterde hij omslachtig, zonder daarmee het raadsel te onthullen.
'Vindt u ook niet?' bevestigde Jeltje en keek hem smachtend in de ogen. De formulering van haar retorische vraag, niet minder algebraïsch dan des dokters opmerking, hield de mogelijkheid van elke oplossing in.
'Beslist,' beaamde hij, maar keek haar ditmaal niet aan.
'Dat zei ik toch...' onderstreepte Jeltje.
'Jajaja, gelijk. Maare, doekan' besloot hij, terugvallend in zijn geheimtaaltje dat Jeltje met hoop vervulde, want hoe vreemd ze hem ook vond, hij stond wel voor zijn woord.
Zij wilde echter niets aan het toeval overlaten, als het erop aan kwam was hij misschien net zo bang als de meeste mannen en zij nam het besluit nu zij toch eenmaal in dit gebouw was ook met de personeelschef te gaan praten. Zonder te aarzelen liep zij door een labyrint van gangen naar de lift en drukte op het knopje van de twaalfde etage.
Zij kende de man minder goed dan dokter Visioen, die nog wel eens bij hen thuis was geweest om te controleren of Jules werkelijk ziek was wanneer hij niet op het werk verscheen. Zij had geen slechte dunk van hem. Jules, en zijn collega's, klaagden er wel eens over dat hij erg besluiteloos was, maar dat werd van alle personeelschefs beweerd. Ze moesten het immers zien klaar te spelen tussen de directie en het personeel, altijd proberen hun belangen met elkaar in
163