Jopie ?naar niet hadden genomen, al mocht je zulke dingen niet denken. Het was elke dag hetzelfde. Het ene ogenblik speelde hij lief, het andere riep hij om zijn moeder. Zelfs midden in de nacht werd hij vaak schreeuwend wakker, en je dacht, in hemelsnaam... Het kind kon er ook niets aan doen, dat maakte het juist zo moeilijk. Al die gedachten warrelden Marie door het hoofd, toen zij haar handen om de mond van Jopie klemde, zich liet bijten zonder een kik te geven, hem optilde, zijn hoofd tegen haar borst drukte die pijn deed, en hem de huiskamer binnendroeg.
Terwijl zij op de zolderkamer nog ademloos luisterden, begon het luchtalarm te loeien. Jan van Jankenstein slingerde zijn huiltoon van laag naar hoog en van hoog naar laag in een spiraal door de straten van Mokum. Als wespen zoemden vliegtuigen boven de stad, luchtafweer blafte als woedende honden, granaatscherven ketsten op de dakpannen, op straat schreeuwde iemand van de luchtbescherming: 'Dicht die verduistering' en alle mensen, op elke verdieping, in ieder huis, controleerden angstig of er nog een kiertje van het raam niet was bedekt.
142