belde de man aan. Voor het eerst nam Jules hem zorgvuldig op, dankbaar dat iemand zo vriendelijk voor hem was nu hij Jeltje niet kon vinden, en met angstige beklemming vroeg hij zich af waar zij gebleven kon zijn... duizenden kilometers was ze bij hem vandaan. Wanhopig liep hij langs de zee, schreeuwde naar de horizon: 'Jeltje, waar ben je, Jeltje, hoe kan ik weer bij je komen?' Maar plotseling hield hij zijn mond, wat moest die man wel van hem denken, en verlegen keek hij hem aan, die lange, vriendelijke jongen met blond haar en verwonderde ogen. 'Sabes,' stelde hij Jules gerust, 'alles komt goed. Ik ook, ik ook,' waarbij hij op zijn borst sloeg. 'Pas getrouwd, en ik was bang, want eerst wou het niet met haar, en later wel, pa-ciencia, paciencia, je moet elkaar leren kennen.' En hij herhaalde: 'paciencia.' Bij het uitspreken van dat woord opende een verpleegster de brede, donkerbruine deur van het hospitaal, nodigde hen met een gebogen wijsvinger uit binnen te komen en luisterde naar het verhaal van de jongeman. Met een snelle blik bekeek ze de wonden van Jules en zei resoluut dat ze hem wel wilde helpen op voorwaarde dat zij een fooi kreeg. Jules keek zijn begeleider aan om hem te polsen, maar zij liet er geen twijfel over bestaan, maakte een flitsend gebaar van wrijvende wijsvinger en duim en herhaalde: 'Propina.' 'Cuanto' vroeg de man met een knikje van zijn hoofd. 'Un peso.' Het bedrag viel mee, en zonder aarzelen trok Jules' nieuwe vriend zijn portemonnee, zocht naar een peso en overhandigde het geldstuk aan de verpleegster die het nonchalant in haar schortzak stak. Zij gaf Jules te kennen
14