verwachten. Ik vertrouwde hem al niet, met zijn dure woorden, en ik riep: "Wat bedoelt u met zakelijk? Hun zaak of de onze?" "U moet niet zo insinueren," reageerde hij geprikkeld. "Als er ontslagen moeten vallen hebben die zich als een afschuwelijke noodzaak aan de huidige bewindvoerders opgedrongen." ' Dirkje ratelde aan één stuk door haar verhaal af, steeds luider pratend, en ofschoon Jules' gedachten voortdurend afdwaalden, ontgingen haar woorden hem niet. Die stadhuistaal van de Gildebestuurders, zonder het te weten imiteerde Dirkje hun opgeblazen gedoe. Maar haar verontwaardiging was echt. En toen Jules zachtjes zei dat hij blij was er op het ogenblik niets mee te maken te hebben, riep ze verschrikt uit: 'Je Iaat ons toch niet in de steek?' Iets kalmer geworden ging zij verder: 'Ik vroeg aan de voorzitter of ik daarvoor twintig jaar lid van het Bedrijfsgilde was. Dat had er niets mee van doen, beweerde hij. Als het bedrijf het wilde overleven, moest er gesneden worden en op zeer drastische wijze bezuinigd. "Daarom hebben ze er twee nieuwe accountants bij aangesteld," wou ik antwoorden, maar ik dacht: Dirkje, kaken op elkaar. Hij tippelde toch eenmaal, en ik dacht, ik zal hem een beetje slijmen, en ik zei: "Natuurlijk, ik weet dat het voor u ook moeilijk is, maar u mag onze belangen toch evenmin uit het oog verliezen? Dat verwacht ik ook niet van u. Ik heb u nog pas op de televisie gezien, u bent wat een aardige man." Weet je wat hij antwoordde? "Ik zal voor jullie doen wat in mijn vermogen ligt. Niet in het concern zelf, daar valt niet veel meer te redden." Voor mij wist hij
103