die woorden in omdat hij weet dat het niet waar is. Hem vertellen dat ik het niet kon, andere kinderen verraden?
'Heb je je tong verloren?'
'Nee meester', antwoord ik zacht.
Met gebukt hoofd, een waas voor mijn ogen wacht ik af wat er verder gaat gebeuren. Nooit wil ik de knapste meer zijn op school, nooit meer een goed cijfer voor rekenen halen. Liever foute sommen maken, al zal het me moeite kosten. Liever het strafwerk dat me wacht, honderd strafregels, meer misschien, het kan me niets schelen. Die gemene kerel. Klikken moet je van hem, dat mag ik niet van vader, en vader is uiteindelijk de baas.
93