Als peuter meende ik, dat kinderen door hun moeder werden uitgepoept. Het vermoeden zal zijn ontstaan toen moeder ineens weer mager was, na de geboorte van mijn broertje Maurits, anderhalf jaar jonger dan ik. Maar ook daar weet ik het fijne niet meer van; afgunstig was ik op hem, dat is zeker, want ik ben altijd jaloers op hem gebleven, mijn hele jeugd lang. Hij lag aan de tiet, en ik kreeg een speen. Totdat het vader ging vervelen. Ineens brandt er iets bitters op mijn tong, en ik spuug de speen uit waar vader mosterd op heeft gesmeerd. Dat herinner ik mij tot de dag van vandaag, want vader heeft me er nog lang mee geplaagd, zo grappig was mijn woedende reactie.
Ik tuur in het halfduister naar Saartje. Zij zit op de grote pot en piest uit haar gat, het straaltje hoor ik kletteren. 'Moe', roept ze als ze weer opstaat, 'Salie houdt me uit de slaap.' Nu bukt moe zich over mij heen. 'Stout kind', moppert ze zachtjes, 'straks maak je Maurits wakker. Kom dan maar weer.'
Haar vingers friemelen in mijn hansop. 'Pst-pst', sist ze, en drukt mijn piesertje, zo noemt ze hem, tegen de koude rand van de pot totdat er wat druppeltjes naar buiten komen. 'Je bent groot.' Ze tilt me moeizaam uit haar gebukte houding op en sjouwt me mee de trap af, naar de bedstee, die door een gordijn van de huiskamer wordt gescheiden. Vader en moeder hebben hun eigen lucht, die ik daar pas herken, en die ik opsnuif. De warmte van het holletje tussen de twee grote mensen maakt slaperig, maar ik wacht gespannen tot moeder zachtjes gaat ademen, sputterend, met trillende lippen; en vader met wijd geopende mond zijn adem in- en uitgorgelt.
Met mijn handen trek ik me zelf omlaag, zij mogen
8