ORDEBEWAARDER
Samen met Dirk word ik het laatste halfjaar van de lagere school overgeplaatst naar de klas van de bovenmeester, omdat we moeten worden bijgewerkt voor de driejarige hbs, en daar kan alleen het hoofd van de school voor zorgen.
Er heerst een plechtige stemming in zijn klas, de eerste dag waarop moet worden getoond hoe hij te werk gaat. 'Ik kan beminnelijk zijn als jullie je goed gedragen, de hand van de wrekende gerechtigheid als jullie niet weten hoe het hoort. We zijn geen school met de bijbel, doch het gezag is van God gegeven, daar richt ik mij naar en daar hebben jullie je aan te houden.'
Zijn woorden galmen als een gong door de klas. Wat een gekke kerel. Oom Sam die ook schoolmeester is heeft al voor hem gewaarschuwd, en zelfs de Onderwijzersbond heeft er iets mee te maken gehad.
Met gefronste wenkbrauwen kijkt de bovenmeester intussen de klas rond. 'Maar het is een voorrecht om bij mij in de klas te zitten, niet waar Sonja?' vraagt hij aan een meisje op de voorste rij, dat schuchter een 'ja meester' voortbrengt.
Nu richt de meester zich tot mij: 'Dat voorrecht genieten nu ook Salomon en Dirk, die bij mij zullen leren hoe er prestaties moeten worden geleverd in deze wereld, die niets anders is dan een voortdurende prestatieslag. Ik wil wel eens zien wat jullie ervan terechtbrengen. Vandaag maken jullie hoofdstuk ix van het rekenboek Hoeveel en Waarom. Ik zal noteren wie de beste is geweest.'
87