Ik vertrek mijn gezicht tot een grijns en ontdek dat ik niet meer lachen kan.
Snel hol ik weg, de trap af. Ze mogen niet zien dat ik bijna moet huilen. Op het benedendek, alleen in een gangetje naast een bruine, houten deur, merk ik plotseling, dat ik ook dat niet meer kan.
86