gen, dan gaat het misschien over. Het lijkt wel of ik op een schip lig, de divan schommelt. Mijn ogen dichtdoen, ik ben duizelig ook.
'Ben je niet goed?'
Vader is thuisgekomen en ziet me liggen.
'Ik rust even uit, pa.'
'Een grote kerel overdag op de divan? Kom, we gaan naar de kermis in Zaandam. Er is toch haast geen werk vandaag.'
Is het waar? Daar zijn we nog nooit naar toe geweest.
Voorzichtig sta ik op, de kamer draait om me heen. Gauw de tafel beetpakken, anders val ik. Hij is rond en kraakt als je erop leunt. Vader mag het niet merken dat ik uit zijn pijp heb gerookt. 'Ga Saartje en Maurits maar roepen', zegt hij tegen me.
Hè, lekker die buitenlucht. Even blijven staan, het wordt al minder. Waar is Saartje? Bij Mientje van hiernaast? En Maupie? Die voetbalt. Ze komen er al aan.
We gaan lopen, langs de Oostzanerdijk, achter school de dijk op. Daar is de nieuwe leeszaal, de Ridderhoeve, nog een half uur. 'Ik dacht eerst dat je ziek was, je zag zo bleek', zegt vader tegen mij.
'Niks hoor.' Ik ziek? Het zou wat.
Zaandam komt in zicht.
Van de kermis is nog niets te zien. En die draaiorgel-muziek? Daar zal het wel zijn.
Ja, daar is het: de kermis van Zaandam, de grootste in Nederland, heeft vader ons verteld. Waar moeten we het eerst naar kijken? Schommels vliegen in een cirkel rond over de kop. In de speeltuin ben ik daar altijd bang voor, hier gebeurt het echt en de mensen gillen en lachen zonder eruit te vallen. Er is nog veel
76