'Hoe kom je eraan?'
'Uit de kast gepakt.'
'Daar mag je niet mee spelen.'
'Waarom niet?'
'Dat gaat je niet aan.'
Zo zijn ze altijd. Eerst schrikken ze, en als je wil weten wat er is krijg je geen antwoord.
'Ga liever op straat spelen.'
Waarom wil ze me weg hebben?
Ik ga maar knikkeren, gorren, op het Zonneplein. Is er iets aan de hand? Een heleboel kinderen staan ergens omheen. Gauw kijken. Twee hondjes zitten vast, omgedraaid, met hun kont aan elkaar. Noemen ze het daarom 'vastzitten'? Zou het bij grote mensen ook zo gaan? Pijn doen zeggen ze ook wel. Ja dat ene hondje jankt.
Daar is juffrouw Floor, van de groenteboer.
'Opzij jullie.'
Ze smijt een emmer water over de hondjes, die zich losrukken. Bij die ene zit er bloed aan, hij likt het schoon. Bij de ander zie je zijn rode punt nog. Weer een guts water, nu rennen ze weg.
Juffrouw Floor heeft er een kleur van. Haastig gaat ze weer naar binnen.
Ze willen niet dat er kinderen bij zijn. Ze praten er niet eens over als wij het kunnen horen. Soms zijn ze ineens stil als ik binnenkom.
Gisteravond op school waren er lichtbeelden, over België. Er was speciaal een meneer voor gekomen, met een toverlantaarn. Plotseling zei hij : 'En nu, meneer Feber, wil ik wel eens zien of u nette kinderen op uw school hebt. Als ze goed zijn opgevoed, kijken ze zonder te lachen of te schreeuwen naar het plaatje dat nu komt en dat alleen voor grotere jongens en meisjes geschikt is.'
72