De familie uit de Tolstraat moet nog komen, maar de Tolstraat is ook heel ver. En misschien weten ze het niet zo goed te vinden. Trouwens, het hoort er ook bij als je een beetje deftig bent, dat je laat komt.
Het is wel jammer. Nu moeten we wachten tot het feestje echt kan beginnen. 'Als je niet compleet bent is er niets aan, dat begrijp je toch wel', zegt vader terwijl hij Maurits nasj weigert.
Als de Tolstraat ook is gekomen, beginnen we plotseling te zingen van 'lang zullen ze leven'. Vader en moeder moeten opstaan, en wij, de kinderen, geven ze om beurten een zoen, wat me in de war brengt. Dat zouden we toch straks, bij het gedichtje doen? Vaders baard prikt tegen mijn lippen, en hij heeft zich nog wel zo goed geschoren na het eten.
Als in een dokterswachtkamer zit iedereen stilletjes langs de muur. Je kan wel merken dat nooit eerder de hele misjpóge bij elkaar geweest is. Ineens weet niemand meer wat hij moet zeggen. Ik zeg tegen Saartje dat ze het misschien niet gewend zijn, maar zij schudt dat ik mijn mond moet houden. Nou, als het feestje is afgelopen morgen, dan zal ik haar wel krijgen. Zeker omdat ze de oudste is, dan hoeft ze toch geen kapsones te hebben?
En als je het goed beschouwt, is die stilte wel begrijpelijk. Want als je met zovelen bent, wie moet dan het eerst wat zeggen?
Plotseling beginnen ze met elkaar te praten, door elkaar heen, net als op school wanneer de klas nog niet is aangegaan.
Maar daar staat Saartje al op. Zij is reuze goochem, daar heeft vader gelijk in, en moeder ook. 'Stilte', roept Saartje luid. Ze is helemaal niet paget. Maupie en mij trekt ze naar zich toe, duwt ons net zolang aan
60