Het is vervelend thuis, als je enig kind bent. Wat je vraagt krijg je, ik durf haast niets te zeggen.
Maurits is nu geopereerd, woensdagmiddag mag ik mee op bezoek.
Eerst moeten we buiten wachten, tussen een heleboel mensen. Ze praten allemaal zacht, of een ander het niet mag horen. Nog vijf minuten, dan mogen we naar binnen. Nu moeten we langs een portier met een pyjamajasje aan, hij wil de kaarten zien. Doorlopen, naar binnen.
Het stinkt hier, nog erger dan bij de apotheker. Laten ze je zo in de stank liggen? Maupie weet dat ik kom, vader heeft het al verteld en ik heb een ansicht gestuurd.
De bel gaat, we mogen naar de zaal.
Ik geef vader een hand, je kan hier wel verdwalen. Waar ligt Maurits, tussen al die mensen? Je kan bijna geen verschil zien, ze liggen allemaal in hun ondergoed in bed. Niet gewoon in bed, de een zijn arm hangt aan een soort hijskraan, of zijn been, of je ziet een grote bult onder de dekens. Zou Maurits ons al zien aankomen?
Is dat hem? Zijn arm is helemaal verpakt en hangt in de lucht. Zelf ligt hij stil op een kussen, bleek en mager. Hij weet dat we er zijn en lacht een klein beetje, eventjes maar, want hij moet kreunen. Heeft hij zo'n pijn? Dat heeft vader niet verteld. Maup draait zachtjes met zijn hoofd, van de ene naar de andere kant, het lijkt wel of hij het niet kan uithouden.
Vader geeft hem een zoentje op zijn hoofd. Ik ook, ik moet heel voorzichtig doen, mag het bed niet aanraken, voor het stoten.
Mag je niet praten?
44