Ik kan het haast niet geloven, ik krijg een horloge, maar eerst moeten alle wedstrijden afgelopen zijn.
Het is zover. Nee, nog geen prijsuitreiking. Limonade met een koek. Kunnen ze niet voortmaken?
Er zitten drie mannen aan een tafeltje.
'Salie Santen.'
Dat ben ik.
Ze zeggen wat tegen me. Een steekt zijn hand uit, ik moet hem zeker ook een hand geven. En die andere twee.
Het is een heel groot zakhorloge, iedereen wil het zien.
'Ga je mee, Maupie?'
Hij heeft alleen een troostprijs; hij moest touwtrekken tegen een grotere jongen, die heeft hem omvergetrokken.
Hij vindt het fijn, dat ik zijn grote broer ben, hij legt zijn hand op mijn schouder. De andere jongens kunnen het zien. Opzij, we gaan naar huis.
Vanavond eten we koegel-met-peren, belooft moeder.
Van vader krijg ik een horlogeketting, dan kan het niet vallen.
En Saartje zegt: 'Je moet wel vlug en sterk zijn om het te winnen van al die jongens.'
Hè, hè, de knoop van mijn broek losmaken, ik heb een dikke buik van het eten. Soms wordt vader kwaad als ik te veel eet. Dan zegt hij: je lijkt wel een varken. Maar vandaag mag ik alles.
'Hoe zou het komen, dat ik heb gewonnen? Omdat we mochten springen?'
'Nee', zegt moeder, 'ik weet het. Het komt omdat je kousen nog nat waren. Natte kleren brengen mazzel.'
39