poerius. Ik en Maupie zijn weggerend, ze hebben ons niet gekregen, maar nu moeten we elke middag omlopen, langs de Stadhouderskade.
Met vierhonderd gulden doe je niet veel, zegt vader. We moeten gauw verhuizen, anders is het geld op. Elke cent gaat naar de winkel. Mijn jas is helemaal stuk, op de plaats waar mijn schooltas erlangs glijdt. Moeder heeft het gat gestopt, maar het is lelijk, ik houd er toch mijn arm voor of mijn tas. Van een neef heb ik een manchester pak gekregen waar hij uit is gegroeid. Mij is het ook te klein, maar het gaat nog.
'Salie, wil je eens passen?'
Krijg ik wat nieuws?
'De vader van oom Jochem is dood, jij mag zijn jas hebben.'
Hij is geel-met-zwart of zwart-met-geel, alletwee kan. En een stuk te groot.
'In elk geval is het beter dan wat je nu hebt.'
'Heeft hij al een tijdje gehangen?'
'Waarom?'
'Hij stinkt naar kattepis.'
113