gelukkig voelde, als de mensen maar niet naar me keken.
Bus B, gelukkig, ik kan zitten, druk me tegen de kant, anders voelt die vrouw naast me dat ik zit te rillen. Kun je ooit nog thuiskomen als je je zo beroerd voelt, gaat de tijd wel om?
'Ga gauw naar bed', zegt moeder, ze neemt de zak schoenen van me over. Nog meer moet ik klappertanden, onder de dekens, maar ik krijg warme kwast, gloeiendheet, zo moet ik het opdrinken, met een aspirientje erin.
Kletsnat word ik wakker, ik voel me slap, maar niet meer ziek. Gelukkig, want als ik niet naar school kan kom ik te veel achter, het is toch al zo moeilijk.
103