ik dwaal steeds af als ze aan het vertellen zijn, ik kan er niets aan doen. Soms knijp ik me in mijn dij dat het pijn doet, om mezelf te dwingen goed te luisteren.
Ik wou maar dat we niet zoveel huiswerk hadden. Ik moet 's morgens al voor achten naar school en het is kwart over vijf eer ik thuis ben. Dan moet ik meteen huiswerk maken, nooit kan ik meer op straat spelen. Mijn vriendjes komen me niet eens meer halen. Ze denken dat ik kapsones heb gekregen. Dan zeggen ze: 'Wij zijn maar op de a.b.s.', op de ambachtsschool bedoelen ze. Ik zou best op straat willen gaan, als het maar kon.
Ik heb mijn eerste rapport. Vader is helemaal niet tevreden. Net voldoende, juist voldoende, alle vakken zijn zo, behalve gymnastiek, daar heb ik een acht voor. 'Als je maar ergens in uitblonk', zegt hij, 'aan zo'n rapport is geen touw vast te knopen.' Gymnastiek vindt hij niet belangrijk. Toch hebben we voor gym de fijnste leraar. Hij is al oud en ziet er een beetje mopperig uit zonder het te menen, precies als opa. Hij is mank, van een motorongeluk zeggen ze, daarom is hij nu tegen wedstrijdsport.
Richard scheldt me voor jood uit op gym. Ik geef hem een klets voor zijn kanes, later staan mijn vingers nog in zijn wang. Ik moet bij Pels komen, de gymnastiekleraar.
'Wat staan jullie daar te donderen?'
'Hij heeft me voor jood uitgescholden.'
'Is dat waar, Richard?'
'Ja, meneer.'
Ongelofelijk. Pels pakt zijn stok en gooit hem naar Richard, die bukt, anders had hij hem tegen zijn kop gekregen. De stok vliegt door een ruitje. Pels let er niet
IOI